Vrijheid van meningsuiting is niet onbegrensd

Vrijheid van meningsuiting is een van de kernpunten van de mensenrechten en is gelukkig in veel landen ook wettelijk vastgelegd. Ook in Nederland, in artikel 7 van de Grondwet. Dit grondwetsartikel stelt dat niemand vooraf toestemming van de overheid nodig heeft om iets te zeggen, schrijven of publiceren (‘verbod op censuur’). De vrijheid van meningsuiting beschermt bovendien veel ‘onpopulaire meningen’, die door sommigen als schokkend of kwetsend kunnen worden beschouwd. Toch kunnen we niet zomaar alles eruit flappen. Hoe dat zit, leggen we in deze blogpost uit.

Niet alles kan gezegd worden

Artikel 7 van de Grondwet beschermt niet alleen onze vrijheid van meningsuiting, maar stelt ook direct grenzen aan onze uitingen. Meer specifiek: het Wetboek van Strafrecht, waarin wetten over smaad, laster, groepsbelediging en haatzaaien te vinden zijn. Het publiceren van bedrijfsgeheimen (denk aan de gegevens van alle klanten van een online casino) of oproepen tot geweld tegen een specifieke bevolkingsgroep is bijvoorbeeld strafbaar.

Dat maakt duidelijk dat er grenzen zitten aan onze uitingsvrijheid, maar maakt niet per se duidelijker waar ook daadwerkelijk de grens ligt. “Het is lastig te voorspellen wat je net wel en net niet kunt zeggen”, stelt staatsrechtdeskundige Aernout Nieuwenhuis van de Universiteit van Amsterdam (UvA) in Quest. “Het belang van vrijheid van meningsuiting wordt afgewogen tegen andere belangen. Je kunt geen formule maken.”

Justitie bewaakt en bepaalt grenzen

Het is uiteindelijk justitie die de grenzen van vrijheid van meningsuiting bewaakt en bepaalt. Soms moet een rechter het recht op uitingsvrijheid afwegen tegen een ander recht of belang om te bepalen wat wel en niet mag. Denk bijvoorbeeld aan de zaak van Sylvana Simons, waarin de rechter onder meer moest beoordelen of de uitingsvrijheid van enkele individuen in strijd was met het verbod op discriminatie.

In het algemeen kijkt de rechter per zaak sec naar vier kernpunten: De exacte inhoud van de uiting; Wie de uiting doet (een politicus mag vaak meer zeggen dan een burger); Wat de context is van de uiting; Wat de gevolgen zijn voor degene die door de uiting wordt geraakt. Maar zoals de Australische filosoof David van Mill van de University of Western Australia in 2017 al schreef: ‘De overheid kan je niet verhinderen om bepaalde dingen te zeggen. Zij kan alleen mensen straffen nadat ze hebben gesproken.’ En zolang je je boekje niet excessief te buiten gaat, is de kans vrij gering dat je ooit een rechtszaal van binnen ziet.

Gedragsregels zijn géén inperking uitingsvrijheid

Dat neemt echter niet weg dat je in je dagelijkse leven wel degelijk geremd kan worden in je uitingsvrijheid. Vooral online. Wie op een forum namelijk kwetsende teksten post, kan worden ‘gemodereerd’. En wie op Facebook van zijn profielfoto een blackface maakt, kan zomaar een ban aan zijn broek hebben.

Benadeelden zullen het dan al snel gooien op een inperking van de vrijheid van meningsuiting, maar dat is onzin. Facebook en fora mogen hun eigen gedragsregels maken en daar hoor je je aan te houden. En nee, dat is geen censuur, maar gewoon een kwestie van fatsoen!

9 Mar 2021